Ladakh

In het uiterste noorden van India ligt, ingeklemd tussen het Himalayagebergte, Pakistan en Tibet, Ladakh. Cultureel en landschappelijk gezien hoort deze plek meer bij Tibet. Deze streek wordt dan ook vaak ‘Klein Tibet’ genoemd.

Historische plek

Ladakh is een van de laatst overgebleven enclaves van het Tibetaans boeddhisme. Overal liggen ‘Gompas’ (kloosters) en wapperen de gebedsvlaggen. Bij de toegang tot elk dorp staan altijd meerdere ‘mani walls’, ‘chortens’, ‘stupas’ of gebedsmolens.

Het lijkt wel alsof ze iets met die wind hebben en dat klopt ook. Boeddhisten geloven dat de wind een soort boodschapper is die een mantra (een wens) meeneemt naar alle windsteken. Vandaar al die gebedsvlaggen met ‘Um mani pad me hum’ erop. Het betekent trouwens zoiets als ‘prijs het geschenk in het hart van de lotus’.

Natuur

Doordat Ladakh in de regenschaduw van het Himalayagebergte ligt, is het landschap er dor, kaal en tamelijk woestijnachtig. Bergen en kloven in felle kleuren, worden afgewisseld met groene oases. In deze groene oases liggen vaak de dorpjes. De soms eeuwenoude irrigatiekanalen in en rond deze dorpen zorgen voor de watervoorziening van de aangelegde landbouwterrassen. De dorpsbewoners leven van de opbrengst van de boomgaarden en het vee.

Seizoeninfo

Alhoewel Leh over een vliegveld beschikt, is de rest van het gebied maar een paar maanden per jaar over de weg te bereiken.

Doordat deze streek in de regenschaduw van het Himalayagebergte ligt, zijn de moessonmaanden juni tot en met september juist de meest geschikte maanden om een kijkje te gaan nemen. De rivieren staan dan niet te hoog, de passen zijn meestal sneeuwvrij en het is er aangenaam warm. Overdag kan de temperatuur onder een brandende zon zelfs oplopen tot 30 graden, maar op een bewolkte dag kan het fris zijn. De nachten zijn koel. Boven de 4000 meter kan het ’s nachts vriezen.

Hoogseizoen

Juni tot en met september